Ik besloot de rivier te verlaten, en het bergachtige binnenland van Laosin te rijden. En dat zal ik geweten hebben. Ik reed meteen door een prachtig karstgebergte vol verrassende grotten watervallen. Na een venijnige klim zat ik op een soort plateau en werd de weg er niet beter op. Het asfalt verdween geleidelijk en werd tenslotte een gruwelbaan die de fiets en dit steeds indrukwekkender wordend lichaam tot het uiterste dreef. Ik besloot dan maar geasfalteerde baan verder noord te nemen, één waarvan ik denk dat weinig buitenlanders gebruiken. Ik kwam dan ook in authentiek Laos terecht, met de kleine dorpjes met bamboehutjes, waar de mannen de dagen vullen met de bossen te decimeren en de vrouwen mooie stoffen weven op hun weefgetouw en spinnewiel dat mogelijks model stond voor het sprookje Doornroosje.
De Laotiaanse keuken heeft me tot dusver weinig bekoord aangezien in deze dorpjes weinig anders te krijgen is dan noodlesoep met een bord groenten. In de meer toeristische omgevingen vind je natuurlijk een uitgebreidde zuid oost Aziatische keuken.
Op deze weg moest ik ook tweemaal vaststellen dat de weg onderbroken werd door een snelstromende rivier -de brug onder constructie weliswaar- maar nu dus nog schoenen uit en naar de overkant proberen geraken. Eénmaal was er wel een "shutlle-dienst" die je naar de overkant bracht, een soort grote frees met een kar achter.
In Phonsavan liet ik me onderdompelen in een stukje geschiedenis, zowel oeroude als heel recente. De streek is nl bezaaid met mysterieuze stenen reusachtige potten, the plain of jars. Niemand weet precies hoe en waarom ze gemaakt werden, maar vast staat dat ze zo'n 2500jaar oud moeten zijn. De meest realistische theorie is dat ze gebruikt werden als urnen waar hele lichamen in verbrand werden. Een Laotiaanse theorie is dat er reuzen woonden die hieruit dronken. Wat er ook van zij, ik vond het best indrukwekkend allemaal te horen. Ja, ik had me die dag ingeschreven voor een georganiseerde tour, en is me heel goed bevallen, niet in het minste om de mensen die ik op deze wijze ontmoette.
Maar waar de streek ook heel berucht voor is, jammer genoeg, is om de erfenis die onze wereld nr1 natie Amerika hen heeft nagelaten hier, je terug diezelfde Amerikanen die beestachtig te werk gingen in Vietnam. Dit keer ging het om de zogenaamde "Secret War", waardoor Laos nu de bedenkelijke status heeft van meest gebombardeerde land ter wereld. Hier zijn meer bommen gevallen dan tijdens de hele WOII. Het hele gebeuren zou een beetje in het achterhoofd geraakt zijn, mocht het niet zijn dat 30% van deze bommen niet afgegaan zijn, waardoor het hele land bezaaid ligt met niet geexplodeerde bommen, die nog bijna dagelijks slachtoffers maakt. Ikzelf pas ook op waar ik mijn tent zet savonds om ook geen stukjes metaal in mij te krijgen.
Het is indrukweekend te zien hoe de mensen er hier mee omgaan met deze situatie -die hen erg remt in verdere ontwikkeling- ze gebruiken de omhulsels van bommen als pilaren om hun huizen op te bouwen, als BBQ, als pot om planten in te zetten, asbak, ... Er is hier ook een 'Spoonvillage' waar de mensen allerlei gerei maken van het aluminium van ontmantelde bommen, waaronder dus ook lepels.
Phonsavan verlaten baarde me een beetje zorgen om de verhalen die ik gehoord had. Niet omwille van de staat van het wegdek, want dat lag er gelekt bij. Neen, het waren de bergen waarover deze wegen lopen. De afgelopen dagen staan zeker in de top 5 fysiek zwaartse ritten. Het was de ene bergpas na de andere, om dan weer helemaal naar beneden te rijden en opnieuw te beginnen, steeds beloont met hele mooie uitzichten en sympathieke dorpjes. 's Ochtends bij het ontwaken uit de tent op een bergtop zag ik de vallei beneden mij gehuld in een dikke mist terwijl ik er ver boven stond, prachtig.
Ik ben nu in het übertoeristische Luang Prabang, Unesco stad in het noorden van Laos en zie wat toerisme kan doen met een eens zo mytische plek. Vanmorgen vroeg opgestaan om de bedelronde van de leerling-monniken te zien, een dagelijks ritueel waarbij een hele stoet monniken hun ronde doet, blootsvoets en gekleed in feloranje gewaden, en voedsel krijgen van de bevolking in ruil voor gebeden. Heel sereen om zien, maar dit trekt natuurlijk ook de aandacht van de vele toeristen om deze felbegeerde fotos te bemachtigen, ja, ook die van mij. Velen voelen zichh een beetje oncomfortabel, anderen zouden de weg blokkeren om toch die foto te kunnen nemen (de Chinezen kennen hierbij geen scrupules)
Intussen denk ik iedere dag dat het vanaf nu snel zal gaan, binnen 3 weken sta ik weer op Belgische bodem. Zoveel nog te zien, en een bang hartje voor de uitdag